Zaterdag 8 januari 2005

Ondanks de harde wind, kracht 8 tot 9, of juist daardoor is iedereen (op Jaap na, die vandaag afwezig is) tussen 10.00 en 10.15 ter plekke. En we zijn nog niet binnen of het werk van elkaar wordt al bekeken en uitvoerig besproken. Wat een enthousiasme en ijver. Toch besluiten Anton en Hans eerst maar eens koffie en thee te halen en onder het genot daarvan, met gebak ter ere van Adrie's verjaardag, praten we gezellig bij en brengen we Rob, die vandaag voor het eerst aanwezig is, op de hoogte van ons doen en laten.

Fem en ik hebben in de afgelopen weken een vragenlijst opgesteld over allerlei problemen die we tegenkwamen en de meeste vragen zijn gericht aan Anton. Technische problemen waarop hij prima antwoord kan geven:

Hoe maak je die gleuven in de platkernen?
Anton heeft het gewoon met een afbreekmes gedaan. Lijnen trekken op de platkanten en dan het hout schuin naar het midden wegsnijden en tenslotte de gleuf vijlen.
Fem en Hans hebben ook zo gewerkt. Jopie deed het met een frees van de Dremel.

Hoe slijp je een guts?
an met de Dremel en daarna wetten op een wetsteen.

Hoe haal je verkeerd klinkwerk los?
De rozetjes weg vijlen, eventueel uitboren. Met een slijpsteentje in de Dremel gaat het ook prima.

Kun je een scherpe punt vijlen aan de centerpons?
Je mag nooit met een vijl de centerpunt aanraken, de punt is zo hard dat de vijl direkt bot is en dan kun je hem weggooien. Het gaat prima met een slijpsteentje in de Dremel maar dan praten we over slijpen en niet over vijlen. Dit om een Babylonische spraakverwarring te voorkomen!

Waaraan herken je een ijzervijl en een houtvijl?
Een ijzervijl is veel fijner getand. Eigenlijk wordt er nooit gesproken over een houtvijl maar over een houtrasp. De volgende keer zal Anton een zoetvijl, een grove vijl en een houtrasp meebrengen om het verschil te laten zien. De kleine vijltjes die wij gebruiken, worden ook wel sleutelvijltjes genoemd en dat zijn bijna altijd zoetvijltjes.

Wat is een zoetvijl?
Een fijne ijzervijl.

Moet het uiteinde van de sluitband van boek 2(Romaanse stijl)alleen afgeknipt worden of moet dat uiteinde omgevouwen geplakt worden, of afgewerkt met een messing plaatje?
Anton en Jopie hebben de sluitband afgeknipt. Hans heeft er een omgebogen messing plaatje op geslagen, wat het geheel een mooie afwerking geeft.
Goddijn schrijft "afknippen", maar op de tekeningen van blz. 23 en 31 lijkt de band inderdaad verder afgewerkt. Aan een ieder dus zijn eigen interpretatie!

Ik was niet tevreden over de doorzichtigheid van het perkament en heb nog nieuwe proeven gedaan. Ik kwam nl. ook tot de ontdekking dat we de vorige keer dun geitenperkament hadden gebruikt, terwijl er dun kalfsperkament aangeraden werd.
De tweede proef met dun kalfsperkament leverde echter hetzelfde resultaat.
Jopie vertelde dat ze het in potas geweekte en geperste perkament daarna nog helemaal afgeschraapt had om het dunner en doorzichtiger te maken.

De beschrijving van boek 3, de Byzantijnse bindwijze, klopt op veel punten niet, zeker niet qua maten en tekeningen.
Fem en ik hebben na bestudering van de hele beschrijving, de tekening van pag. 32 als uitgangspunt genomen en daaraan de conclusie verbonden dat het kapitaal ongeveer a van de platbreedte beslaat. Uit het hoofdstukje over het kapitaalbesteken hebben we gedestilleerd dat de contragaten loodrecht onder het kapitaal liggen, (0,5 cm naar links t.o.v.het uiteinde van het kapitaal), hetgeen ook inhoudt op a van de platbreedte. Dus niet op 7 cm zoals op blz. 33 aangegeven wordt, maar op ongeveer 5 cm en hoogstwaarschijnlijk moet op tekening 43 die 5cm lijn vanaf de afgeronde platrand getekend zijn in plaats vanaf de 2cm lijn. Dan zou het een en ander beter kloppen.

Jopie en Anton hebben dan ook extra gaten, dichter naar de rug toe moeten boren, om het kapitaal te kunnen maken. Hadden ze dat niet gedaan dan waren de kapitalen wel tot over het midden van hun platten gekomen.

Ook als je het hoofdstukje over het rugbelegsel leest, kom je tot de conclusie dat die 7cm lijn nooit kan kloppen. Het rugbelegsel zou dan zeker de touwen die in de platten zijn geregen niet helemaal bedekken. Reken maar na: rugbelegsel moet platbreedte zijn, in het geval van het boek: 18 cm. Daar gaat dan 2x 7cm vanaf en 2x platdikte van 1cm. (eigenlijk iets minder omdat de platten afgerond zijn). Dat is in totaal 15 à 16cm. Blijft er nog 2 à 3cm voor de rugdikte over. Dat is veel te weinig voor 20 katernen van 100/120gr/m², plus schutblad katernen en dekbladen van perkament!
I
k heb trouwens gemerkt dat je als maat voor het rugbelegsel ook niet van de platbreedte uit kunt gaan, ook al heb je de gaten dichter naar de rug geboord. Dan kom je toch tekort om de touwen op de platten helemaal te bedekken. Meet dus met een reepje papier van plat naar plat de benodigde breedte voor het rugbelegsel op!

Anton had al opgemerkt dat de gaten in de platten, zeker die van kop en staart groter geboord moesten worden dan 2mm, omdat door die gaten ook nog eens het kapitaaltouw een paar keer geregen moeten worden.

T.a.v. de te maken sluitlippen (beschreven op blz. 40) de volgende opmerking. Er staat dat je tot aan 5cm vanaf elk uiteinde een verdeling moet tekenen. Dat moet o.i. zijn: 7cm. Je moet in het midden hoogstens 1cm overhouden. Dat is het gedeelte dat je om de sleuf van het slotplaatje vouwt. Dat moet dus beslist geen 5cm zijn, want dan houd je 2½cm onbevlochten en zie je dus nauwelijks iets van de vlecht op de voorsnede van het boek!! (afhankelijk van de boekblokdikte natuurlijk).

Bovendien kun je tijdens het vlechten, het beste iedere keer weer, steeds het bovenste riempje door het onderste halen.

Sluitlippen gemaakt door Anton.
Bij de tweede naaimethode voor boek 3, de Byzantijnse bindwijze, (blz. 36) staat dat je de laatste 2 katernen en het schutbladkatern aan het houten plat vast naait. Maar hoe dan???
Niemand weet daar het antwoord op. Het lijkt ons alleen mogelijk door terug te steken als je eerst alle katernen aan elkaar én aan het plat hebt genaaid. Anton en Ine hebben beide methoden uitgeprobeerd, maar vonden geen verschil in een betere verbinding tussen platkernen en boekblok, zoals gesuggereerd wordt op blz. 36 in de slotzin van de uitleg over de tweede methode. Dus concluderen we dat degenen die nog niet genaaid hebben de eerste methode kunnen volgen.

Waar dient die V-groef voor in de sluitknop? (blz.40)
We kunnen ons voorstellen dat het plaatje aan de achterkant schuin afgevijld wordt om in de groef van het plat te vallen. Maar de v-vormige groeven aan de zijkanten voegen volgens ons niets toe, omdat ze ook niet in het verlengde van de v-groef van het plat lopen.
I
k heb eerder het idee dat de v-vormige groef aan de voorkant van het plaatje moet lopen, daar waar de spijker er doorheen gaat, want dan zou de sluitknop aangepast zijn aan de kantgroef van de platkern, zoals in de inleiding van 1.3.9 op blz. 39 staat.

De meningen zijn verdeeld over de v-groeven en algemeen wordt aangenomen dat ze uitsluitend sierwaarde hebben. Anton heeft het 3e boek klaar en aan zijn sloten kunnen we zien dat die v-vormige groeven niet echt nodig zijn om te maken. Anton heeft een dik staafje messing, waar ieder die dat wil 3mm af kan zagen, om het daarna in model te vijlen.


Tenslotte praten we nog even over de website en vragen Adrie of ze iets kan doen aan het feit dat de meesten van ons heen en weer moeten schuiven om alle tekst te kunnen lezen.
Dat moet inderdaad op te lossen zijn. Zij en Anton hebben wel de hele site op hun scherm, dus wist ze niets van dit probleem.
Dit probleem is inmiddels opgelost!

Nu gaat iedereen aan de slag met diverse bezigheden.
Anton doet het slijpen van de gutsen met de Dremel voor.


Ik heb een platte staaf messing meegebracht en als Anton die bekijkt ziet hij een handige manier om daar slotplaatjes van te maken:
aan weerskanten schuin afvijlen, op maat zagen en klaar is het plaatje!


Fem, Jopie en Hans zagen in de bankschroef van het blokje messing 3mm af
en willen dan dat kleine reepje schuin afvijlen. Dat is echter een hele klus.
Jopie past het op haar boek en is tevreden over het resultaat.


Rob en Frans trachten met een mes de gleuven in de platten te maken. Rob zoekt al gauw de steun van de workmate en vindt het met de guts gemakkelijker gaan.
Hans boort nieuwe contragaten op 5 cm uit de rug en kan dan aan het naaiwerk beginnen.

Het hoogtepunt van deze dag
Dat is de demonstratie van de door Anton gemaakte strijkijzers én het werken ermee.
We zijn allemaal erg onder de indruk van deze prachtige werktuigen die Anton aan de hand van een kleine tekening uit het boek van Hendrick de Haas gemaakt heeft.


Het strijkijzer wordt boven een spiritusvlam zeer gelijkmatig verhit. Daarna moet het strijkijzer op een natte spons afgekoeld worden tot hij "zacht" sist. Anton laat ons heel duidelijk het verschil tussen het harde gesis en het zachte gesis horen.
Op een vochtig gemaakt stuk leer, geplakt op een houten plat of op bord, trek je een patroon van lijnen of één lijn met een vouwbeen. Daarna worden die lijnen met het strijkijzer getrokken en zie je een verkleuring van het leer. Een fraai resultaat. En iedereen mag het uiteraard proberen.
Anton legt ons ook nog even uit waarom dat ene strijkijzer de vorm van een pijl heeft: nu kan zowel de links- als rechtshandige boekbinder het strijkijzer gebruiken, want tijdens het lijnen trekken kijk je langs de rechte kant van het strijkijzer. Slim bedacht indertijd en economisch, of misschien beter te zeggen "ergonomisch".


Voldaan en vol werklust, ideeën, en tips gaat iedereen om 17.00 uur weer huiswaarts.

Nagekomen foto's
gemaakt door Rob

Het klinken van Ine's slotje

Werken met de strijkijzers